Het narratief (n.a.v. Kavanaugh) (2)

Voor ik op het kortstondig hernieuwde publicitair offensief tegen Kavanaugh inga, moet het eerst gaan over de gebeurtenissen van een jaar geleden en over de inzet van het conflict.

De VS kennen twee politieke partijen die ertoe doen, de Democraten en de Republikeinen. Beide hebben hun vleugels en stromingen. De Democratische Partij is meer en meer het thuis voor velen met, kort gezegd, een progressieve agenda. Sommigen van hen zouden de VS willen hervormen naar het beeld van een Europese verzorgingsstaat, anderen willen het klimaat tot programmapunt nummer één maken, weer anderen willen de vrijheid van meningsuiting (in de VS vastgelegd in het eerste amendement op de Grondwet) beperken voor niet-progressieve opvattingen (dit laatste verlangen leeft vooral op universiteitscampussen en bij internetgrootmachten als Google en Twitter). Een van de belangrijkste items voor progressieven is de vrijheid voor een vrouw om een abortus te ondergaan.

Elk van de vijftig staten van de VS heeft zijn eigen wetgeving aangaande abortus, maar het Congres kan in beginsel marges vaststellen waarbinnen die wetgeving moet blijven. Echter, dat is voor die gekozen wetgevers een heikele zaak. De kwestie ligt nu eenmaal uiterst gevoelig. Als landelijk de wetgeving vanuit Washington geliberaliseerd zou worden, zou de achterban van een lid van het Huis van Afgevaardigden of van een senator bij de volgende verkiezingen zijn ongenoegen kunnen laten blijken. Mogelijk gevolg: een breuk in een beoogde loopbaan als beroepspoliticus. Nee, men brandt zijn vingers niet aan de abortuskwestie.

Daarom kwam het goed uit dat het Hooggerechtshof in 1973 zich uitsprak over de abortuswetgeving van resp. de staten Texas en Georgia, waarin een fundamentele beslissing viel: het Hof oordeelde met ruime meerderheid (zeven tegen twee) dat het recht op abortus in de Grondwet besloten lag. “Besloten” of “door de vinders er eerst in verborgen”, daarover zijn de meningen verdeeld: de rechters beriepen zich met name op het veertiende amendement, dat de persoonlijke vrijheid van het individu tegenover de overheid wil waarborgen. Men refereert aan de twee beslissingen met de aanduiding van de procespartijen in een van de twee zaken: Roe v. Wade.

De beslissing is omstreden gebleven, niet alleen om haar inhoud, maar minstens evenzeer om haar constitutioneel gehalte. Moet over een kwestie als deze niet beslist worden door de gekozen vertegenwoordigers van het volk? Kan de ongekozen rechter een streep zetten door de democratisch tot stand gekomen wetgeving van een bepaalde staat? Dat kan, als de Grondwet het gebiedt. Maar mag je in de Grondwet met haar amendementen betekenissen inlezen die de opstellers van die teksten indertijd nooit bedoeld of voorzien hebben, wellicht hartstochtelijk zouden hebben afgewezen? Goed, laat de gedachtewereld achter die teksten deels verouderd zijn. Is het dan wederom niet aan de wetgever om die teksten, volgens de daarvoor aangewezen procedures, te veranderen of aan te vullen?

Lange tijd had het Hooggerechtshof een overwegend liberaal karakter. Dat was een garantie voor het in stand blijven van Roe v. Wade en voor nieuwe beslissingen in progressieve zin. (Zo werd in 2015 een verbod op het homohuwelijk ongrondwettelijk verklaard.) Waar de benoeming van een uitgesproken conservatieve rechter in het hoogste rechtscollege dreigde, bleken Democratische politici bereid zeer hard toe te slaan. De zonder meer unfaire aanval van senator Edward Kennedy op kandidaat Robert Bork bracht in 1987 zelfs een aanvulling op het Engelse woordenboek: to bork someone. Rechter Clarence Thomas werd in 1991 uit het niets van de zijde van een oud-medewerkster geconfronteerd met beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat het persoonlijk ressentiment van de vrouw, Anita Hill, een andere bron had dan zij beweerde – het was de intuïtie van velen. De beschuldigingen als zodanig waren enerzijds lachwekkend (“Is dat een schaamhaar in mijn cola?” zou Thomas eens gevraagd hebben), anderzijds berekend op reputatieschade.

President Trump heeft tot nu toe twee keer een kandidaat voorgedragen voor het Hooggerechtshof. De benoeming van Neil Gorsuch (januari 2017) was in de Senaat – die uiteindelijk beslist, na advies door de vaste commissie voor justitie – weliswaar inzet van politiek armpje drukken, maar echt persoonlijk en vuil werd het niet. Gorsuch zou immers de plotseling overleden Antonin Scalia vervangen: een conservatief voor een conservatief. In rechtsfilosofische termen: een textualist voor een originalist – in beide gevallen wil men dicht bij de oorspronkelijke zin van de opstellers van een wetstekst blijven. Gorsuch voor Scalia, dat was geen ruk naar rechts, eerder een lichte verschuiving naar links.

Maar toen, in juni 2018, diende de tweeëntachtigjarige opperrechter Anthony Kennedy zijn ontslag in. Met een nieuwe benoeming, ongetwijfeld andermaal van een conservatief, zou het liberale overwicht pas echt verdwijnen, althans precair worden. Die laatste nuancering is wel nodig. Een rechterlijke instantie beslist immers per geval en volgens de gegeven wet – een rechter moet daarbij niet zelden tegen zijn persoonlijke politieke overtuigingen ingaan. Die overweging was echter geen geruststelling voor progressief Amerika.

De voorgestelde kandidaat was Brett Kavanaugh, een bekende naam in het Washingtonse. Eind jaren negentig was hij lid geweest van het team van onafhankelijk aanklager Kenneth Starr, dat het rapport had opgesteld op grond waarvan president Clinton een afzettingsprocedure moest ondergaan. Als medewerker van president George W. Bush leerde hij zijn latere vrouw Ashley kennen, die Bush al in zijn tijd in Texas terzijde had gestaan. Kavanaugh had op het moment van de voordracht twaalf jaar zitting gehad in het Hof van Beroep van het District of Columbia (d.i. Washington), een belangrijke functie die kon gelden als springplank naar het opperrechterschap. Zijn behoudende rechtsfilosofie was zeker niet extreem. Ze liet flink ruimte voor het principe dat nieuwe rechterlijke beslissingen in de lijn van voorafgaande moeten liggen, mits die niet evident onhoudbaar zijn. Dat is onder meer van belang als het gaat om Roe v. Wade. Niettemin, velen hadden het gevoel dat wellicht de dagen van Roe v. Wade geteld waren. Dat verklaart veel van wat zou volgen.

(wordt vervolgd)

Plaats een reactie